Tips – zelfstandigheid – zelfstandig zijn

zelfstandigheid moet je leren Begeleiden doe je samen: leerkracht, begeleider en ouders Welk materiaal kan ik gebruiken? Zelfstandig een taak doen is een apart aan te leren vaardigheid
Tips voor organisatie in je groep Organisatie in groep 1 en 2 Organisatie in groep 3 Organisatie in de middenbouw Organisatie in de bovenbouw

School en zelfstandigheid

Zelfstandig werken in de klas of bij de begeleiding?

Een werkblad maken, dat zou je normaal gesproken in de klasse-situatie doen. Maar daar lukt het kind het niet zichzelf aan te sturen. Je moet een taak lezen, begrijpen, spullen pakken, beginnen, blijven werken, geluid negeren, in een drukke klas zitten, je werk controleren, afronden, aangeven dat de taak klaar is en aan een nieuw werkje beginnen. Kortom, je kijkt wat rond, tikt eens op de tafel van de buurvrouw en de juf moppert dat je niets doet. Dat is nog eens leuke aandacht. Na een paar weken heeft iedereen de handen in het haar en zeker de leerkracht. Wat nu?

De schaarse tijd die RT/persoonlijk begeleider kan inzetten, moet je dus niet alleen gebruiken om inhoudelijk bezig te zijn, maar ook om te leren zelfstandig een taak te maken. Dat valt niet mee. Aan de andere kant valt het ook niet tegen als je erover nagedacht hebt. Hoe ga je dat aanpakken?

Eigenlijk komt het neer op steeds een stapje minder en een stapje meer. Jij doet steeds een stapje minder, de opdracht is steeds een stapje meer. Hoe krijg je het voor elkaar dat je een zogenaamde ‘kop koffie gaat halen’ en zie je dat je leerling nog steeds aan het werk is. Na jaren werken met de kinderen weten we, het is verschrikkelijk moeilijk. En daarom is het geweldig, je moet namelijk nadenken over wat je zelf doet. En wat je zelf kunt veranderen.


Zelfstandig leren werken

  1. zelfstandig handelend;
  2. knippen en plakken met beeldvorming
  3. een werkblad leren maken
  4. een 3-takenkaart, een dagkaart
  5. een weekkaart

1. Zelfstandig handelend

Mooi om in de kleuterperiode mee te beginnen. In iedere kast zijn wel werkjes te vinden die je zelfstandig kunt maken. Ieder ‘werkje’ bestaat uit verschillende stappen. Denk aan sorteren op kleur, het maken van een puzzel, het maken van een ketting, bouwen met blokken. Help je leerling met het uitvoeren van het werk en het maken van een stappenplan.
Als voorbeeld nemen we het maken van een puzzel.

Maken van een puzzel, uitvoeren

Bespreek eerst samen met het kind de voorstelling op de puzzel. Daarna haal je de rand uit de puzzel. Neem de tijd om aan te geven wat een rand en wat hoeken zijn. Maak 2 groepjes: de 4 hoekstukken en de rest van de rand. Hoe houd ik het stukje vast zodat de afbeelding rechtop staat en waar zou het stukje moeten liggen? Zo werk je de hoeken af. Daarna door met de rand. Nu wordt het tijd voor de stukjes binnenin. Zeg ook hier weer hardop waarom je een stukje op die plaats neerlegt. Let op de afbeelding en de kleur. Geef aan welke volgend stukje je gaat zoeken. Wat jijzelf denkt, verwoord je voor je leerling. Dat helpt bij het aansturen wanneer hij het zelf moet doen. Je zult dan geregeld stukjes van jouw tekst terughoren. Op dat moment, stuurt het kind zichzelf aan.

Maken van een puzzel, stappenplan

In principe heb je nu de hele puzzel doorlopen. Toch kan het zijn dat het alleen nog niet wil lukken. Wanneer je de puzzel omdraait en er heel veel stukjes liggen, raakt het kind de draad kwijt. Een stappenplan is dan handig. Die kan het kind bij iedere puzzel weer gebruiken.

  • Leg losse kaartjes naast elkaar en laat na iedere stap het kaartje omdraaien.
  • Maak een blad met 1, 2 en 3. Geef met een wasknijper aan waar je bent. Dit is een mooie stap naar iets dat veel later komt: een 3-takenkaart maken.

Vergeet niet de vervolgopdracht te geven. Ben je klaar? Steek dan je vinger op.

Iets nieuws
Wanneer je altijd dezelfde werkjes geeft, zul je een kind met downsyndroom niet horen klagen. Zij vinden het heerlijk om in het bekende te blijven hangen. Wat wij als een nieuwe uitdaging zien, wordt door hen als te moeilijk en eng ervaren. Je ziet dan misschien een kind dat heel goed NEE kan zeggen, met zijn hoofd op tafel gaat liggen en nukkig gaat doet.

Je zult moeten voorbereiden op de nieuwe taak, uitspreken dat het kind het misschien eng of moeilijk vindt, helpen om toch weer een stapje verder te komen.

Bij de kleuters kun je via uitvoeren en stappenplan verschillende materialen uit de kast aanleren. Bij het ene werkje zal het sneller gaan dan bij het andere werkje. Dat ligt ook aan de interesse van het kind.


2. Knippen en plakken met beeldvorming

Op de site staan veel bladen beeldvorming. Oefen samen een knip- en plakopdracht. Gebruik daarvoor een extra (gekleurd) plakblad of gebruik een blad dat je kunt vinden bij taal > basisblad.

Stappen die je kunt inoefenen:

  • pakken van de schaar, pakken van de lijm;
  • knippen van de kaartjes;
  • op een stapel leggen van de kaartjes, op een handige plek (breng orde aan voor jezelf);
  • wat doe je met het restpapier?
  • plakken van de kaartjes: lijmen op de achterkant, de lijm wegzetten, een ondergrond;
  • de ruimte op het papier benutten;
  • recht plakken;
  • doorgaan met werken, niet laten afleiden;
  • opruimen van de spullen.

Als alles 1-op-1 lukt, neem je wat meer afstand. Welke stappen lukken zelf? Lukt alles zonder jouw hulp? Dan kun je het plakvel samen met twee bladen beeldvorming in een map zelfstandig werk stoppen. Gaat het ook in de klas?

Er zijn bij ons in de begeleiding ook kinderen die meer van schrijven houden dan van plakken. Kijk daarom of je liever een knip-plakopdracht aanbiedt of een werkblad met pen.


3. Een werkblad leren maken

Voor het zelfstandig een werkblad leren maken, bieden we de seriebladen bij taal woorden. Deze hebben de naam ‘lezen’.

Als iets vertrouwd is, kun je samen een werkblad inoefenen. Laat het kind langzaam wennen aan de vraagstelling of de vorm van een werkblad. Werk daarna toe naar het zelfstandig kunnen maken. De werkbladen bevatten zoveel mogelijk visuele informatie. De lay-out en symbolen maken de opdracht duidelijk. Tekst speelt in de opdracht een ondergeschikte rol. Is een werkblad één-op-één een aantal keer geoefend? Dan kan het werkblad in de klassesituatie uitgeprobeerd worden.

Dit werkblad zit in de taalmap of de dagtaak. Van te voren uitgezocht door de individuele begeleiding. Is de klas met taal bezig? Dan jouw leerling ook. De instructie gezamenlijk, de verwerking apart. De juf kijkt na.


4. 3-takenkaart of een dagkaart

werk zelfstandig - 3-takenkaart, weektaak spelling en weektaak - 14p.

Op de kaart staat geschreven (en/of getekend) welke opdrachten je leerling mag maken.
Ook is er ruimte om aan te geven of de opdracht leuk of niet leuk is.

Kijk wat het best past in je eigen manier van werken:

  • 1-op-1: In het begin leg je de opdrachten/werkbladen, schaar, potloden, lijm naast elkaar klaar.
  • 1-op-1/klas: Geef de taakkaart en laat de materialen – schaar-lijm – zelf uit de kast/la/bak pakken. De werkbladen bundel je in een insteekhoes of niet je achter de 3-takenkaart.
  • klas: Draait de leerling mee in het rooster? Maak voor ieder vak een 3-takenkaart. De leerling volgt de klassikale instructie en gaat daarna aan de slag met de eigen verwerking.

De taakkaart geef je mee naar huis, zodat het thuisfront weet wat de leerling heeft gedaan. Het blad wordt dan gebruikt als praatvel.

Een dagkaart is alweer een stap verder.

Mogelijkheden:

  • In de kast staan 3 mappen: taal, rekenen en schrijven/spelling. Je leerling pakt zelf de taalmap uit de kast, maakt de taak, vinkt af als het klaar is en zet de map terug. Volgende taak?
  • In laatjes liggen de taken klaar.
  • Achter de dagkaart zitten de werkbladen taal, rekenen en schrijven. Die maak je.
  • Goed gewerkt? Bij ‘dit mag ik kiezen’ staan 2 leuke dingen.

5. weekkaart

Sommige scholen werken met een weekkaart. Dan misschien jouw leerling ook: werk zelfstandig - 3-takenkaart, weektaak spelling en weektaak - 14p. . Zeker wanneer de andere leerlingen ook met een weektaak werken.

Probeer zoveel mogelijk aan te sluiten bij het systeem van de klas. Denk hierbij aan het inleveren en bespreken, de werktijden en wat te doen als je weektaak niet af is.

Kies voor een dagkaart als een weekkaart nadelig werkt.

  • Geef een insteekhoes met weektaak en werkbladen. Het hele setje is compleet.
  • Geef de weektaak. In iedere la van een kast ligt een opdracht. Het laatje en de opdracht op de weektaak hebben hetzelfde cijfer. De leerling is bij weektaak nummer 3 en pakt de materialen uit laatje 3.
  • De leerling heeft de weektaak in zijn eigen la. In de kast staan mappen. Die pakt hij zelf en zet ze zelf netjes terug.
  • Een weektaak met de dagen van de week. De leerling tekent af met de kleur van die dag.

Steeds zelfstandiger:

  • Eerst bespreek je iedere werktijd wat de leerling precies gaat doen. Aan het eind controleer je het gemaakte werk en de aangeleerde structuur. Schaaf bij waar nodig. Dit bouw je langzaam af.
  • Geef de weektaak en laat de materialen zelf uit de kast pakken.
  • Je kunt ook een computeropdracht in de weektaak doen. Het vereist veel van een leerling om de computer op te starten, de opdracht te maken en daarna weer verder te gaan met de weektaak.