Beroep, boerderij, tuinbouw

• t - denkrelatie - boerderij - waar / niet waar - 5p.
• t - denkrelatie - middel-doel - gereedschap - beeldvorming, opdrachtkaart - 6p.
• t - woordenschat - beroepen - familie - 14p.
• t - zelfstandig naamwoord - wat is het meervoud van varken of kalf? -en -s -eren - op de boerderij - opdrachtkaarten, deel in - 7p.
• t - zin - maak een zin - een 'beroep' - doet - met stroken - 5p.
• w - kinderboerderij - toepassing - 7p.

• t - woorden omschrijven - bedenk 3 dingen bij: in huis, dier, vervoermiddel, beroep - 21p.
• w - voeding - aardappels - toepassing - 6p.
• w - werk - kas en akker - schrijf over - 10p.

• w - mens/beroep - gebit - tandarts - toepassing - 17p.